maandag 29 november 2010

De Stedelijke Gazfabriek


Tot de 19e eeuw werden kaarsen en olielampen gebruikt voor verlichting. Om ook buiten wat licht te hebben in de nacht werden burgers vaak verplicht om een lamp aan hun voorgevel te hangen.

Aan het begin van de 19e eeuw werd een procédé ontwikkeld, waarbij gas uit steenkool gewonnen werd. Toen men dit eenmaal ontdekt had ontstond ook de mogelijkheid om gaslicht te gaan gebruiken. Aangezien straatverlichting tot de taak van de overheid behoorde, werd het voor gemeentes interessant om zelf gas te gaan produceren. In Leiden werd in 1845 de eerste Stedelijke Gazfabriek gevestigd, op een voormalig bolwerk aan wat toen de rand van de stad was. Het gas werd via leidingen naar de lantaarnpalen gevoerd, waar het natuurlijk wel iedere avond aangestoken moest worden. Gaandeweg werden ook huizen van rijke mensen voorzien van gaslicht.

Het zou nog een hele tijd duren, voordat dit stadsgas ook gebruikt ging worden voor het koken; pas in de eerste helft van de 20e eeuw stapte men langzaamaan over op gasfornuizen in plaats van het kolenfornuis. Voor verwarming werd stadsgas nooit gebruikt; na de kolenkachel volgde de oliekachel, vaak gevoed vanuit een olietank die voor het huis onder de grond lag. Na de vondst van aardgas bij Slochteren in de jaren ’60 stapte Nederland massaal over van lichtgas op aardgas en moesten in alle huishoudens de fornuizen aangepast worden, terwijl de olietanks uit de tuinen gegraven werden.

Nog steeds is het energiebedrijf gevestigd op het Papegaaisbolwerk. Gas wordt er niet meer geproduceerd.

Deze tekst is afkomstig uit De Singelpromenade, een wandeling langs de rand van de stad, een uitgave van ProKwadraat-Groepswijzer.nl. Dit wandelboekje is verkrijgbaar bij het Visitors Centre van Leiden.

U kunt ook het Dagje Singelpromenade hier boeken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten